Ik, Pistool!

Zoals zoveel voorwerpen is ook een wapen samengesteld uit losse delen, ofwel elementen.

Tezamen vormen die elementen een component. Samengevoegde componenten vormen een systeem. Een wapen is dus een systeem.

 

 

Wie nu denkt dat een systeem uit dode materie is opgebouwd, moet het leerzame boek “Geheimen van de materie” van prof. C. W. Nestra (1822- 1877) eens lezen.

Deze helaas in de vergetelheid geraakte wetenschapper heeft vijf wetten geformuleerd.

Die wetten luiden als volgt:

1e. Elementen die door tussenkomst van mensen zijn vervaardigd, beschikken

     over energie.

2e. Componenten kunnen de energie van elk afzonderlijk element bundelen.

3e. Systemen kunnen de energie van afzonderlijke componenten bundelen.

4e. Systemen kunnen energie opnemen en gericht afgeven.

5e. De energie van elementen, componenten en systemen kan de menselijke

      energie beïnvloeden; positief, maar ook negatief.

 

   

 

   Ik, Pistool!

   

 

Vaag herinnerde ik me het moment dat ik van de lopende band kwam, zoals mensen dat noemen. Ik was, zoals ze dat noemen: een ‘loop’.

Wat ik als loop moest doen, wat van mij verwacht werd, dat wist ik toen nog niet.

Ik weet ook nog dat ik met een vettig laagje werd bedekt en in schuimplastic in een kartonnen doos werd gelegd. En in die doos trof ik mijn familieleden aan: trekkermechanisme, keep en korrel, kolf met lade, schroeven, laadstok. En we wisten instinctief dat we bij elkaar hoorden, dat we samen iets zouden zijn, samen iets zouden kunnen doen, maar we wisten niet wát. In de menselijke tijdsrekening gingen weken, maanden, een jaar  voorbij. Soms werden ik of een van mijn familieleden uit de doos gehaald, betast, bekeken, maar steeds werden we teruggelegd. En onze bergplaats, de doos, lag dan weer hier, dan weer daar: raakte beschadigd en vies.

In ons groeide het ongeduld, het onbehagen. We wilden functioneren, doen waarvoor we gemaakt waren.

Maar we waren een ‘winkeldochter’, zoals mensen dat noemen.

Toen, op een dag, ging het anders. Ik en mijn familie werden uit de doos gehaald, bekeken, betast. Dat was meer gebeurd, maar er was een verschil: de hand die ons nu beetpakte straalde een weldadige energie uit die we niet kenden.

En wij reageerden daarop, probeerden er zo goed mogelijk uit te zien, gaven positieve energie terug. We werden teruggelegd in de doos en die werd gesloten, iets wat nog niet eerder was gebeurd en ons met angst vervulde. Was dit het einde? Zouden we roemloos op een schroothoop, zoals mensen dat noemen, terecht komen? Mochten we dan maar één keer genieten van menselijke warmte? Mochten we dan niet voldoen aan onze bestemming, wat die ook was?

Maar onze doos werd een tijdje later weer geopend en we waren in een andere omgeving, dat voelden we.

En ik en mijn familie werden nu allemaal uit de doos gehaald. We werden schoongemaakt en samengevoegd. Oh vreugde, we waren dan eindelijk compleet, we konden functioneren en we wisten eindelijk wat we waren: een zwartkruit-pistool, een voorlader!

We projecteerden alle energie waarover we gezamenlijk beschikten op de mens die ons uit ons isolement had verlost. En we werden weer beloond: we voelden dat die mens van ons hield!

Ook kregen we een nieuw verblijf: een in vakken verdeeld houten kistje. Daar maakten we ook kennis met andere families: kruit, kogels, viltproppen, percussiekapjes, vet. En olie, een doorhaalstok, lapjes, borsteltjes.

Voor ieder van ons was ruimte gemaakt, ieder had zijn vaste plaats. Wij, het pistool, werden bovendien nog in een zachte doek gewikkeld, een onvoorstelbare luxe!

De dag dat we voor de eerste keer als geheel mochten functioneren, die dag zullen we nooit vergeten.

Allereerst het laadritueel waarbij de families kruit en kogels in mijn loop bij elkaar werden gevoegd en door laadstok werden aangestampt. En toen werd haan half achteruit getrokken, slagveer werd gespannen, trekkerpal schoof in uitsparing van haan. De mens plaatste een percussiekapje op mijn vrijgekomen schoorsteentje..

Toen werd haan helemaal gespannen, trekkerpal schoof in andere uitsparing van haan.

Familieleden keep en korrel werden in één lijn gebracht en op de roos van een schietkaart, zoals de mens dat noemt, gericht, trekker werd ingedrukt, trekkerpal schoof uit uitsparing, trekkerveer ontspande zich, haan sloeg op percussiekapje, vuurstraal ontstak kruit in loop, kruit ontbrandde en joeg kogel door loop, kogel trof de schietkaart. Puur geluk, dat was wat we toen voelden. Maar kogel had de roos van de doelschijf niet geraakt, korrel stond iets verkeerd. We reageerden: zwaluwstaart van korrel verplaatste zich een fractie van een millimeter over zwaluwstaart van loop; lijn keep-korrel veranderde, de mens liet loop iets van richting veranderen.

Het ritueel herhaalde zich: laden, richten en afvuren. De tweede kogel raakte wel de roos, we waren gelukkig. En de mens ook, dat straalde zijn hand uit.

De mens verschoot die dag twintig kogels. Toen hij klaar was, waren we vies, maar dat deerde ons niet. We leefden nu echt, we hadden gefunctioneerd, het was volmaakt.

Een tijdje later werden we uit elkaar gehaald, en ging schoonmaakfamilie aan het werk.

Al gauw waren we weer blinkend schoon, klaar voor het volgende schietfeest. Samen met schoonmaak familie werden we weer in ons houten kistje gelegd; het kistje werd in een, zoals mensen dat noemen, kluis gelegd. Families kruit en percussiekapjes werden apart in de kluis opgeborgen.

Ja, we hadden het goed getroffen: regelmatig mochten we ons werk doen. En altijd voelden we de waardering van onze meester, de mens. Wij op onze beurt hielpen de mens door hem goed te laten schieten; door soms zijn hand te sturen als hij zijn dag niet had.

Want wij kunnen onze energie in fysieke kracht omzetten!

 

Op de schietbaan: 

A: “Niet te geloven dat die vent zo goed schiet met dat stinkende zwartkruit-geval, die richtmiddelen stellen toch niks voor?”

B: “Ik snap het ook niet, maar hij heeft wat met dat ding, anders is het niet te verklaren. Soms lijkt het wel of ze met elkaar praten!”

Gelach.