Je mag in dit land niet zomaar een wapenhandel beginnen. En je mag ook niet met wapens omgaan voordat je aan een aantal strenge eisen hebt voldaan. Maar voor een wapenhersteller gelden nog strengere normen. Behalve de opleiding is er ook nog het examen.
We zagen elkaar regelmatig in het praktijkexamen gebouw. Hij ‘zat’ in de handvuurwapens, ikzelf in de motorvoertuigen. We begroetten elkaar met “Hallo, alles goed?” en daar bleef het bij. Ik wist dat hij Wim heette maar wat hij precies deed wist ik niet. Maar op een dag was ik vroeg in het examen gebouw. Wim was er ook al, zag ik. Hij had een kop koffie voor zich staan.
Ik haalde ook koffie en vroeg of ik aan zijn tafeltje mocht komen zitten. “Natuurlijk, ga zitten.”
Al gauw kwam het gesprek op examineren. Wim vertelde dat hij examinator in het vakgebied “Handvuurwapens” was. En dat hij tot zijn spijt het overgrote deel van de kandidaten moest afwijzen.
Dat verwonderde mij, en ik vroeg hoe dat kwam.
En Wim begon:
“Een wapen, of het nu een geweer, pistool of revolver is, is een precisie instrument.
Een dergelijk instrument verdient respect, of je er nu mee schiet, het repareert, of het schoonmaakt.
Behalve dat ik bij de meeste kandidaten een schrikbarend tekort aan theoretische kennis bespeur, is het ook op het gebied van de praktijk treurig gesteld.” Dat verwonderde me, en ik vroeg dan ook: “Tekort aan theoretische én praktische kennis? Die mensen hebben toch een gedegen opleiding gevolgd?”
Wim snoof. “Van wie dan wel? Noem mij eens een goede opleidingsschool voor de wapentechniek? Die is er niet! De kandidaten komen van de LTS, gaan in een wapenwinkel werken, klungelen daar wat rond, en denken dan dat ze wat van wapens weten.
Maar ik, Wim K., druk ze met de neus op de feiten.!”
Wim zat op zijn praatstoel, zijn koffie bleef onaangeroerd.
Ik keek op mijn horloge: tijd genoeg, ik moest pas om 10.00 beginnen. Ook Wim had kennelijk geen haast.
Hij ging verder: “Heb je mijn examenlokaal al eens gezien?” Ik schudde ontkennend mijn hoofd.
“Mijn examenlokaal heeft een blinde muur, die is helemaal kaal. Geen affiches, geen platen, geen kasten. Maar er hangt wél een schietschijf aan de wand. Ik zit aan mijn tafeltje, met mijn gezicht naar die blinde muur, dus naar die schietschijf gekeerd. De kandidaat heeft een werktafel tot zijn beschikking. In die werktafel zitten, tegenover elkaar, laden met gereedschap. Die werktafel staat tussen mij en de blinde muur. Op die tafel ligt ook het wapen waaraan gewerkt moet worden”
Ik knikte, zag de situatie voor me.
Wim ging er eens goed voor zitten, nam een slok van zijn intussen koud geworden koffie. “Bah, die koffie is niet te drinken, dat ze daar niks aan doen bij dit instituut!” mopperde hij.
“Maar goed, waar ben ik gebleven?”
“Je vertelde me hoe je examenlokaal is ingericht.”
“Oh ja. Nou, dan komt de kandidaat binnen en stelt zich aan me voor. En dan begint het. De meeste kandidaten proberen mij een hand te geven, maar die neem ik niet aan.
We zijn geen beleefdheidsclubje, we zijn er om te werken, om examen te doen. Overbodige plichtwegingen passen niet in mijn opvatting van examen doen.
Daar komt nog bij: de kandidaat weet nooit of ik een slappe hand geef, of juist een stevige. Hij neemt dus het risico dat ik een stevige hand geef, waardoor ik zijn handspieren overmatig kan belasten. Die hand is in feite niet meer geschikt om met delicate instrumenten te werken, laat staan met wapens. Een kandidaat die dat risico neemt, is gevaarlijk bezig. In gedachten noteer ik een ‘5’ in de kolom “Voorbereiding” in mijn beoordelingsstaat.”
Ik keek kennelijk nogal ongelovig en dat was Wim niet ontgaan.
“Misschien vind je dat overdreven. Maar een wapen is behalve een precisie instrument, ook een apparaat waarmee kogels afgeschoten kunnen worden. Het is een dodelijk ding waarmee geen enkel, ik herhaal, geen enkel risico genomen mag worden. Het aanraken van een wapen met handen waarvan spieren niet volledig onder controle zijn, is levensgevaarlijk.
Dan geef ik de kandidaat de map met de examenopdracht en wijs hem de werktafel.
En dan is het een kwestie van observeren.”
Wim keek op zijn horloge. “Mijn eerste examen is uitgevallen, de kandidaat heeft zich afgemeld wegens ziekte. We hebben dus de tijd .”
Ik prees me gelukkig. Wim opende een nieuwe wereld voor me, wat wist ik nou van wapens?
“Bij de werkbank aangekomen gaat de kandidaat de opdracht lezen. Als hij dat gedaan heeft pakt hij het wapen. Als hij dat met blote handen doet, noteer ik een ‘4’. In één van de laden van de werktafel zitten zijden handschoenen en de kandidaat dient die aan te trekken. Stel je voor: transpiratievocht op de wapens! Belangrijker nog is het nemen van de ‘Veiligheidsmaatregelen’.
De kandidaat moet het wapen openen om te kijken of er geen patroon in zit. Daarbij moet het wapen in een veilige richting wijzen, dus richting de schietschijf op de muur.
Een kandidaat die dat niet doet, of het wapen niet richting schietschijf houdt, is per definitie gezakt.
Een kandidaat die het wel goed doet, maar gedurende de eigenlijke werkzaamheden de loop van het wapen toch in een andere richting laat wijzen, al is het maar voor even, is gezakt. En als het wapen in míjn richting wijst, en dat kan gebeuren als de kandidaat met zijn gezicht naar mij toe staat te werken, stop ik het examen.
De ‘loop,’ (gruwelijk woord) van een vuurwapen dient te allen tijde in een veilige richting te wijzen. Zo staat het in de Wapenwet, en die wet maakt geen onderscheid tussen een losse ‘loop’ of een ‘loop’ van een wapen.”
Ik was diep onder de indruk. Dat was nog eens examineren! In gedachten zocht ik naar mogelijkheden om die principes ook bij examens motorvoertuigen toe te kunnen passen.
Wim pakte zijn koffiekopje op en dronk het leeg. “Lekkere koffie hebben ze hier, al is het niet warm, vind je ook niet?”
De koffie van het instituut was helemaal niet lekker. Het was prut, echte automatenkoffie.
En dat zei ik ook. “Nou ja, smaken verschillen.” vond Wim.
En hij vervolgde:
“Als een kandidaat de opdracht heeft uitgevoerd en zich weer bij mijn tafel komt melden, heb ik tot slot nog een paar ‘Onderdelenkennis’ vragen voor hem.
Ik wijs in mijn Wapenboek een zogenaamde ‘loop’ aan, en vraag: “Hoe heet dit onderdeel?”
Als de kandidaat ‘een loop’ zegt, noteer ik in gedachten een 5. Er is niet zo iets als een ‘loop’ van een wapen. Wat de mensen ‘loop’ noemen, is in feite een kogel geleidebuis, afgekort een KGB, niet meer en niet minder. Noem het beestje bij de naam! En dan vraag ik de kandidaat hoe de groeven in de KGB
heten. Foute boel als ze zeggen: trekken en velden, meneer! Wat nou trekken en velden! Velden kun je ploegen, inzaaien! Kan dat bij een KGB? Natuurlijk niet! En trekken? Waar slaat dat woord op? Trekken doe je aan een touw!
Nee meneer, die groeven zijn kogel rotatie groeven, ofwel KRG’s !
Dan de zogenaamde ‘trekker’. Trek je daaraan, of druk je er tegen? In feite doe je het allebei, dus de benaming “trekker’ is fout. Het is een afvuurhefboom of AH, dat is de juiste naam.
Wanneer en kandidaat de afvuurhefboom voor ‘trekker’ uitscheldt, noteer ik een vijf.
Dan wijs ik, zoals jullie leken het noemen, een ‘korrel’ aan. Korrel? Wat korrel! Je hebt een suikerkorrel, een zoutkorrel, een kruitkorrel, een zandkorrel. Maar een korrel is altijd een klein, op zichzelf staand deeltje. Je kunt een korrel wegblazen!
Op of aan een wapen vind je geen dingen die je weg kunt blazen, dus zeker geen korrel!”
Wim snoof verachtelijk, hij zat zich echt kwaad te maken.
“Nee, het door mij aangewezen onderdeel is het voorste richtmiddel, afgekort VRM. Als een kandidaat dat onderdeel ‘korrel’ noemt, kan hij het schudden, een ‘4’.
Een kandidaat die de onderdelen niet met de juiste benaming benoemt, of de juiste afkortingen gebruikt, heeft het bij mij helemaal gedaan.”
Ik snapte helemaal dat er bijna geen kandidaten waren die slaagden. En ook in mijn eigen vakgebied zag ik grote mogelijkheden!
Wim stond op. “Je ziet hoeveel er komt kijken bij de examens handvuurwapens. Ik ga naar mijn lokaal, er is een kandidaat die nu al voor de vierde keer examen komt doen. De vorige keer had hij de euvele moed om het achterste richtmiddel van een wapen, het ARM, een ‘keep’ te noemen. Hij kon direct rechtsomkeert maken.
Nou, waarde collega, fijne dag verder. Leuk om met je gesproken te hebben. Tot ziens!”
Wim schudde mijn hand en vertrok. Het was inderdaad een zeer stevige handdruk!
Ik heb Wim daarna niet meer gezien. De examens “Handvuurwapens” kwamen bij het instituut te vervallen; er meldden zich geen kandidaten meer aan.