De mannen

Ze zitten op donderdagavonden altijd aan de ronde tafel in de hoek. Ze praten zachtjes met elkaar, bestuderen lijsten en aantekeningen en nemen af en toe een slokje uit de glazen die voor hen staan. Die glazen zijn gevuld met frisdrank, want je zult de mannen aan de tafel nooit alcoholische dranken zien drinken.

Regelmatig zijn ze aan het werk in de kleine hal bij de ingang van het gebouw waar de prijzenkasten zijn opgehangen. Die prijzenkasten zijn geheel gevuld met bekers en schalen. De mannen halen er enkele weg en vervangen die door recentere exemplaren.

Probeer niet aan de tafel bij de mannen te gaan zitten; je wordt doodgezwegen.

Bestel geen drankjes voor ze, die blijven onaangeroerd staan.

Die mannen aan de ronde tafel zijn een wereld op zichzelf, ongenaakbaar, onaantastbaar. 

 

Verenigingen in het land zijn niet blij als de mannen zich aandienen. Het betekent dat de plaatselijke favorieten kansloos zijn, dat ze met de staart tussen de benen afdruipen, ieder keer weer. Maar de verenigingen kunnen de mannen niet weigeren bij open inschrijvingen.

De mannen worden gevreesd. Ze komen, ze doen hun werk en ze doen dat goed. Ze bemoeien zich niet met de mensen van de uitnodigende vereniging; ze blijven bij elkaar, ze praten alleen met elkaar.

Ja, de mannen worden gevreesd, en de vereniging die ze vertegenwoordigen wordt ook gevreesd. Als de naam van die vereniging wordt genoemd, valt er een sombere stilte over de mensen die de wedstrijden organiseren. Ze weten dat hun vereniging kansloos is tegen de mannen. Knarsetandend moeten ze ieder keer weer erkennen dat de gasten, de mannen van die andere vereniging, béter zijn, beter getraind, meer gedisciplineerd.

Ze hoeven alleen maar te kijken naar de soepele bewegingen waarmee de mannen hun meegebrachte gereedschappen hanteren, hun beheersing, het zelfvertrouwen dat ze uitstralen.

 

Wie zijn deze mannen?

Wat doen ze?

Nee, ik noem geen namen.

Het zijn de wedstrijdschuttersvan Schietvereniging Willem Tell, gevestigd in Bunschoten-Spakenburg.