De arm van de schutter ging omhoog, stopte, en ging vervolgens langzaam omlaag tot de keep en de korrel van het pistool één lijn vormden met de roos op de kaart, op vijfentwintig meter afstand. De hand kromde zich langzaam om de kolf van het pistool, de wijsvinger spande zich om de trekker, het schot ging af. De arm daalde en bleef rusten op de schiettafel. De man aan de baankijker riep; “Een negen!”.
Er waren vier mannen op de goed verlichte schietbaan van Willem Tell te S., waarvan één de schutter, Walter. S., een jongeman van begin twintig, was. De andere mannen waren examinatoren, een van hen zat aan de baankijker. De hand van de schutter ging opnieuw omhoog, stopte, en ging weer langzaam naar beneden. De hand stopte, het volgende schot knalde. De arm ging omlaag. “Een tien!,” riep de man aan de kijker. Dat ging zo een tijdje door. Steeds hetzelfde ritueel: arm omhoog, omlaag, richten en vuren, de arm naar het rustpunt. Na elke vijf schoten werd de schietkaart gewisseld. En het ging steeds sneller, de kandidaat raakte op dreef. De examinatoren fluisterden met elkaar en noteerden hun bevindingen.
Na het twintigste schot gaf de hoofdexaminator, Klaas M., Walter een teken dat hij kon stoppen. Deze ontlaadde het pistool en haalde het magazijn eruit. Toen keek hij vragend naar de examinatoren. Een van hen controleerde het wapen en bevond het in orde. De schutter borg het wapen en het magazijn op in een wapenkoffer. Daarna drukte hij op de knop van het baantransport, de kaarthouder gleed naar de schiettafel. Vervolgens haalde Walter de laatste schietkaart van de houder en controleerde de scores. Het zwart van de roos was er bijna uitgeschoten; de laagste treffer was een negen. “Niet slecht,” mompelde Walter. Nu was het wachten op de uitslag van het examen. Hij twijfelde niet, de nominatie voor de Olympische Spelen in 2016 kon hem, normaal gesproken, niet ontgaan. “Kan ik naar de kantine?” vroeg hij. Klaas M. gaf toestemming. “We roepen u wel binnen voor de uitslag.” Walter pakte zijn wapenkoffer, verliet de schietbaan, zette de wapenkoffer in het griffiekantoor op en ging aan de bar van de schietvereniging zitten. De examinatoren bleven achter en bogen zich over hun beoordelingsformulieren.
“ Wat denk jij, Klaas?” De aangesprokene zuchtte. “Het is altijd hetzelfde liedje, ze snappen de essentie niet.” Een andere examinator, Mark. K., viel hem bij: “Negens, tienen, het zegt mij allemaal niks. Dat kan ieder schutter, zeker op vijfentwintig meter.” De derde examinator, Wim de G. zei: “Jullie hebben gelijk. De scores waren goed, zijn houding was goed, de wapenveiligheid was prima. Als hij die ene, kapitale fout maar niet keer op keer maakte.” Mark K. zuchtte. “Ik vraag me af wie hem schieten heeft geleerd. Die instructeur moet zelf op cursus.” De mannen zwegen. Wim de G. nam opnieuw het woord: “We kunnen de kandidaat zo niet naar de Olympische Spelen sturen, we zouden als vereniging en als land afgaan. Wat doen we?” De mannen dachten even na. Toen zei Klaas M: “Zijn we het met elkaar eens dat de kandidaat ongeschikt is? Zo ja, dan roepen we hem binnen en vertellen hem de uitslag.” De andere examinatoren knikten “Roep hem maar binnen Wim, de kogel moet door de kerk.” Wim de G. stond op en liep via de geluiddempende deur naar de kantine. Daar zat Walter S. te wachten. “Komt u maar binnen meneer!” Walter haalde zijn wapenkoffer uit het kantoor en volgde Wim naar de schietbaan.
Daar zaten de andere examinatoren op hem te wachten, “Gaat u zitten.” zei Mark K.. “We hebben uw verrichtingen op de baan met belangstelling gevolgd.” Walter glimlachte. “Mijn scores waren niet slecht dacht ik zo. Negens en tienen, méér tienen dan negens,” “Uw scores waren inderdaad niet slecht, ze waren uitstekend, maar daar gaat het niet om,” zei Klaas M.“ “Daar gaat het niet om?” vroeg Walter. “Waar gaat het dan wel om? Het gaat toch om de treffers, de punten?” Klaas M. schraapte zijn keel. “Waar het bij de Olympische Spelen vooral om gaat, is de wapenhandeling. En daarin schiet u tekort. De punten zijn maar bijzaak” Walter snapte er duidelijk niks van. “Heb ik een onveilige handeling verricht? Ik heb de loop van mijn pistool steeds richting schietschijf gehouden, mijn wapen na het schieten ter controle aangeboden. Wat moet ik nog meer doen?” Mark K. zuchtte. “Meneer, u heeft bijna alle, herhaal, bijna alle handelingen goed verricht.” “Bijna alle? Wat mankeerde er dan nog aan?” “Meneer, u richtte goed, schoot goed, uw schiethouding was perfect. Maar het nárichten was waardeloos, sorry dat ik het zo zeg.” Walter snakte naar adem. “Het narichten?, wat doet dat er toe?” Wim de G. schudde zijn hoofd. “U snapt het niet, ik zal het uitleggen. Op de Olympische spelen zijn de scores niet belangrijk. Daar wordt een deelnemer beoordeeld op Wapenhandeling, met de nadruk op nárichten. Narichten met hoofdletter N. U kunt nog zo goed schieten, als het narichten te wensen overlaat wordt u niet afgevaardigd. Het gaat niet om het schieten, meneer, dat is een misverstand en volkomen onbelangrijk. Dat is alleen maar om het publiek te amuseren. Het gaat om het nárichten, en daarin schoot u duidelijk te kort. De Olympische eisen schrijven voor dat elke schutter, of er nu met een geweer of met een handvuurwapen geschoten wordt, na elk schot minimaal drie seconden moet narichten, en daarbij mag de arm en/of de schiethand absoluut niet bewegen of trillen. Aan die belangrijke norm heeft u niet voldaan. Het spijt ons, maar we wijzen u af. En we raden u aan, om een cursus narichten te volgen.” Walter was verbijsterd, kon zijn oren niet geloven. Toen stond hij kwaad op. “Jullie zijn gek met je narichten!” riep hij luid. “Gestoord zijn jullie!” Hij pakte zijn wapenkoffer, beende woedend naar de deur, rukte die open en liep met grote stappen weg. De examinatoren hoorde de buitendeur van het gebouw met een dreun dichtslaan. “Scores, dat zegt toch niks, deze kandidaat is volkomen verkeerd opgeleid.“ zei Wim de G. De andere examinatoren knikten instemmend. Toen zei Klaas M.: “Eigenlijk zouden schietverenigingen het eigenlijke schieten moeten overslaan en zich alleen moeten bezighouden met narichten”. Mark K. viel hem bij: “Dan kunnen ze ook de echte wapens wegdoen. Dan kunnen ze houten geweren en pistolen gebruiken.” Wim de G. zei opgewonden: “Dat is een goeie! Triplex voor de pistolen en multiplex voor de geweren! Dan hoeft de baancommandant alleen maar ‘Richten’ en vervolgens ‘Vuren’ te roepen. De schutter roept dan: “Knal!” En dan één schutter op de baan.” “Ja,” viel Mark K.. in. “En dan controleert de baancommandant het narichten met een chronometer.” Klaas M.: “We zullen dat aan de KNSA voorstellen, die zijn er vast wel voor te vinden. Geen wapens meer op schietbanen, geen munitie, goed voor het milieu, ze zullen het prachtig vinden! Zijn we het eens?” Mark K. en Wim de G. knikten instemmend. Wim de G.: “Ik zal het voorstel opstellen en het naar de KNSA sturen“. Toen stonden de examinatoren op en verlieten de schietbaan en vervolgens het clubgebouw. Ze stapten in hun auto’s en reden weg. Ze waren tevreden, het was een vruchtbaar examen geweest.