Het Zwartkruit-Syndroom

Waarom ik zwartkruit schiet? Dat zal ik je vertellen. Ik heb de zwartkruit mannen bezig gezien op de zaterdagmiddagen bij de Schietvereniging ‘Willem Tell”, waar ik lid van ben. En tijdens de ‘Visknal’ wedstrijd vorig jaar waren er zelfs vrouwen bij. Zelf schiet ik met een klein kaliber pistool (.22). Ik heb ook met grotere kalibers, zoals .357 en .38 geschoten, maar dat zijn prijzige disciplines. En als je toch de roos wilt raken kan dat ook met .22.

Maar op een zaterdagmiddag zag ik iets vreemds. Er werd weer volop met zwartkruit geschoten (op de donderdagavonden mag dat niet); met geweren en een enkele revolver. Die wapens worden aan de voorzijde geladen, bij de geweren wordt er los kruit in de loop gegoten, een ronde loden bal met een geolied lapje gaat er achteraan, het geheel wordt aangestampt, er wordt een percussie kapje op het schoorsteentje gezet, de haan wordt gespannen, er wordt gericht en gevuurd.

Het resultaat is een doffe dreun, een vlam uit de loop, gevolgd door een straal rook.

Er zijn ook zwartkruit geweren die met kant- en klare patronen schieten. Daarbij bestaat de aandrijflading uit, jawel, zwartkruit.

Maar op de bewuste zaterdagmiddag (het was mijn bedoeling om .22 te schieten, dat kan ook op de zaterdagmiddagen) keek ik toevallig naar de schutter op de baan naast me. Hij schoot opgelegd met een enorm geweer en schoof juist een dikke patroon in de kamer.

Toen sloot hij de grendel, richtte en vuurde.

Het geweer produceerde een knal, een grote vuurstraal en een dito rookwolk.

De schutter opende de grendel, trok die achteruit en pakte de lege huls. Er kringelde rook uit de geopende kamer. En toen gebeurde er iets vreemds: hij stak zijn neus in die rook en snoof die in. Rook opsnuiven? Kruitdamp opsnuiven? Dat had ik nog nooit gezien. Ik bleef achter de man staan en die schoot nog vier keer.

Steeds hetzelfde ritueel: patroon in de kamer, grendel sluiten, richten, afvuren, grendel openen en SNUIVEN! 

Wat bezielde die man?

Ik schoot mijn rondjes, verliet de schietbaan en nam een kop koffie aan de bar.

Het was druk maar naast me was nog een plek vrij. De ‘snuif’ man kwam naast me zitten en bestelde een frisdrank, Hij stelde zich voor als Ralph. S. We raakten in gesprek.

“Eigenlijk wel leuk, dat schieten met zwartkruit,” zei ik.

“Ja,” zei Ralph. “Het is eigenlijk een verslaving. Heb je het wel eens gedaan?”

“Nee,” moest ik bekennen. “Maar ik wil het wel eens proberen. Maar niet met een geweer. Die is me te zwaar. Maar met een revolver of met een pistool lijkt het me wel leuk.”

“Ik heb een collega, die schiet met een zwartkruit revolver. Ik zal hem vragen of jij er ook eens mee mag schieten.”

“Als je dat wil doen, graag,” zei ik. “Ik heb nog een vraag: waarom ruik jij aan de rook als je de grendel van je geweer opent?”.

“Cees, (zo heet ik) het gaat bij het schieten met zwartkruit niet alleen om de klap en de vuurstraal. Het gaat ook, en vooral, om de rook. Die geur, dat aroma! Dat is met niks te vergelijken. Zwavel, houtskool, salpeter! Natuurproducten Cees!

Ik ben verliefd op die geur! Was er maar een aftershave met die geur, ik zou er liters van kopen. En om er echt van te genieten snuif ik die reuk op, vers uit de kamer, direct na het schot. Heel wat anders dan de stank van nitro.” 

Nou, dacht ik, dat is een echte liefhebber.

“Ik vraag mijn collega of je met zijn revolver mag schieten. Ben je er volgende week zaterdag?”

“Ik zal er zijn Ralph!”

De zaterdag daarop was ik al vroeg bij de schietvereniging. Aan de bar stonden Ralph en een man die zich voorstelde als Wim W. al op me te wachten.

“Dus jij wilt met mijn revolver schieten?” vroeg Wim.

“Ja, ik zou het graag eens proberen.”

“Dan gaan we naar de schietbanen,”zei Ralph. 

Na wat handelingen bij de griffier gingen we naar de schietbanen. Het was nog rustig; Wim koos baan 4. Hij hing een kaart op de kaarthouder, en zette de knop van het baantransport op 12 meter,Toen opende hij zijn meegebrachte koffer en haalde er een grote revolver uit. “Dit is een replica, een Italiaanse Uberti 44. Je laadt hem zo,” en hij spande de haan op stand ‘half cock,’ en goot kruit uit reageerbuisjes in vijf van de zes kamers. Voor elke kamer moest hij de cilinder iets draaien. Hij opende een doos met loden rondballen, legde een bal op het kruit in de kamers en drukte de lading kruit en kogels aan met een soort laadstok die aan de loop van het wapen was bevestigd.

Daarna opende een doosje met daarin percussiekapjes, en zette een kapje op de schoorsteentjes van de geladen kamers.

“Zo, dat is het,”zei Wim. “Let nu op.” Hij richtte op de schietkaart, zijn duim trok de haan van de revolver helemaal achteruit, en haalde de trekker over.

Een klap, een vlam en een rookwolk. De revolver bokte iets.

“Nou jij,” zei Wim, en hij gaf me de revolver; de loop op de baan gericht. “Je hebt ervaring met een klein kaliber pistool. Na elk schot de haan helemaal spannen. Ga je gang.”

Ik bracht de revolver omhoog, spande de haan, richtte op de doelschijf en haalde voorzichtig de trekker over. “Boem,” zei de revolver, en braakte rook en vuur uit. Ik richtte weer, spande de haan en haalde de trekker over. “Boem,” zei de revolver weer. Ik loste vier schoten, toen was de Uberti leeg.

Er kringelde rook uit loop van de Uberti en ik kon het niet laten: ik snoof de rook op. Eigenlijk best lekker, die kruidige geur, ik begon Ralph te begrijpen.  “En?” vroeg Wim. “Geweldig, wat leuk om te doen. En dan die geur!”

“Ja,” zei Wim. “die geur. Die mengeling van de geuren van houtskool, zwavel en salpeter! Daar doe je het toch voor!” 

Wim drukte op de knop van het baantransport; de kaart kwam naar voren.

Vijf schoten op de kaart, waarvan twee in de roos. “Mooi,” zei Wim. “Je hebt er aanleg voor. Welkom in de familie!” 

Ik was verkocht, dat was me duidelijk. Een maand later kocht ik een replica, een Ardesa Pioneer zwartkruit pistool, een single shooter. En daar schiet ik nog mee.

Ja, ik ben besmet met het zwartkruit-syndroom.