De lief-hebber

Ruud H.. en ik, beide lid van de schietvereniging  WT. te S, beoefenen naast het schieten met kant- en klare munitie, ook het schieten met zogenaamde voorladers. Dat zijn wapens die met zwartkruit worden geladen en ronde loden kogels verschieten. De ontsteking van het kruit wordt verzorgd door percussiekapjes. Wordt de trekker van het wapen overgehaald, dan slaat de hamer op dat kapje, het kruit wordt ontstoken, het schot gaat af.

Tijdens  onze  ‘zwartkruit-sessies’ schiet Ruud met een zes-schots Colt revolver kaliber .36, ik met een één schots  Ardesa  voorlaad-pistool,  kaliber .45. De Colt van Ruud is echt antiek, mijn Ardesa is een replica.

Ruud is een opvallende verschijning, en dat niet alleen vanwege zijn lichaamsomvang, Ruud kán schieten, of het nu met een geweer, pistool of een revolver is, of het nu met kant- en klare patronen is of met zwartkruit.

Regelmatig zijn we te vinden op de baan van onze schietvereniging, of op een baan in de regio.

Welnu, vrienden, bekenden en ikzelf  weten dat Ruud allang speelde met de gedachte om een zwartkruit-geweer aan te schaffen, een voorlader. Maar het moest wél een zware zijn. Likkebaardend sprak hij over de te verwachten harde klappen die dan binnen bereik zouden komen. ‘Akoestische bevrediging’ noemde hij dat. Regelmatig was hij dan ook te vinden bij wapenhandelaren; advertenties in wapenbladen werden nageplozen.  Maar het gewenste werd vooralsnog niet te koop aangeboden.

Maar toen, op een dag, kreeg Ruud via een advertentie op Marktplaats. de gelegenheid  een antiek voorlaadgeweer aan te schaffen. Met een dergelijk geweer kun je niet alleen schieten, maar je kunt het ook aan de muur hangen, als decoratie. Er werd foto’s van het geweer naar Ruud gemaild, en die was meteen verkocht.

Hij maakte de benodigde papieren/vergunningen in orde, en op een zaterdagmorgen gingen we naar de bewuste adverteerder. En daar was het geweer. Toen Ruud het vastpakte leek het of er een vonk oversprong: het was liefde op het eerste gezicht! Het geweer was ruim een mtr. lang, zwaar, en zo te zien in prima conditie. Er zat zelfs een kogeltang bij, waarmee je zelf van oud lood kogels kunt gieten. In een bijbehorend linnen zakje zaten  zowaar  ook nog 10 loden kogels , met een diameter van 16 mm, en een doosje met 15 bovenmaatse percussiekapjes. Het geweer was rijkelijk voorzien van gegraveerd koperbeslag. Een prachtig wapen voor de echte liefhebber, en dat was Ruud.

De koop was snel gesloten. Ruud kreeg er ook nog een half gevulde plastic flacon zwartkruit bij, met korrelgrootte FFFG (een zeer fijn gemalen versie); de verkoper, die reuma in zijn handen had, wilde in één keer van het geweer met toebehoren af. Opgewekt gingen we op huis aan. Onderweg bedacht  Ruud dat we best even naar het dorp E. konden gaan; het lag op de route, en het beschikte over een schietvereniging met ondergrondse banen, die op zaterdagmiddagen open was. Hij was er al eens eerder geweest en hij vertelde dat bij die vereniging elk nieuw wapen welkom was, mits het maar knalt, en dan liefst hárd. We arriveerden om omstreeks twee uur bij de bewuste schietbaan en Ruud vroeg aan de dienstdoende griffier of hij zijn nieuwe aanwinst mocht proberen. Die kende Ruud wel, en vond het best, het was op dat tijdstip nog rustig op de baan. De baancommandant werd ingelicht; die had ook geen bezwaar. Wel zette hij de afzuiginstallatie op volle kracht; het was een man met een vooruitziende blik!

Ruud besloot met 70 grain kruit te beginnen. Ik vond het best, wist ik veel?

In een apart kamertje werd de flacon geopend, en met behulp van een aanwezig elektronisch weegschaaltje werd 70 grain kruit afgewogen.

Terug op de baan goot Ruud het kruit in de loop van het geweer, drukte een loden kogel op de loop, en stampte die vervolgens  met de bij het geweer behorende laadstok helemaal naar beneden.

Terwijl hij de monding van het geweer op de aarden wal richtte die het einde van de baan aangaf, een afstand van ongeveer 25 mtr, trok hij de grote haan één klik naar achteren en plaatste een percussiekapje op het schoorsteentje. Toen trok hij de haan helemaal naar achteren, zette het enorme geweer stevig tegen zijn rechterschouder, richtte even, en haalde de trekker over.

Het geweer knalde, spoog een straal rook en vuur uit, en produceerde een lichte terugslag. Ruud glimlachte, hij was op weg een gelukkig mens te worden en dat was te zien. Het tweede schot werd gereed gemaakt, maar nu met 80 grain kruit. Ruud  ging er iets steviger voor staan, richtte, en haalde de trekker over. Het geweer knalde weer, maar nu veel harder. De vuurstraal was langer, de hoeveelheid rook groter, en ook de terugslag was sterker. Ruud glimlachte breder, het begon er kennelijk op te lijken!

Het derde schot werd gereed gemaakt, nu met 90 grain kruit. Ruud ging er weer voor staan, richtte en haalde de trekker over. Het geweer bokte, alles wat ik zag was rook en vuur, en een klap!

Ruud lachte nu voluit, hij was bijna helemaal gelukkig.

Toen stelde hij voor  om de sessie te besluiten met, wat hij noemde, een ‘Oudejaarsklapper’. Hij  laadde het geweer met 120 grain kruit, stampte er een kogel in, plaatste een percussiekapje. Toen viel zijn oog op een leeg conservenblik dat gebruikt werd om lege hulzen in te verzamelen. Hij gooide het blik zo ver mogelijk de baan op, ging er eens écht voor staan, richtte op het blik, en haalde de trekker over.

Nog zie ik het voor me: Ruud stond als een massieve pilaar, iets voorover gebogen, de benen iets gespreid, de kolf van het geweer stevig in de schouder getrokken, het richtpunt gekozen, de trekkervinger die zich langzaam spande. En toen ging het schot af.

Een gigantische , onvoorstelbare dreun verscheurde het gefluister van de afzuig installatie. Het geweer steigerde, Ruud wankelde achteruit, alle uithoeken van de baan werden verlicht door de uitgebraakte enorme vuurstraal, alvorens een kolkende muur van rook elk uitzicht op de baan wegnam.

De muren, de vloer, het plafond, alles leek te trillen  De dreun was met niets te vergelijken, het was ‘De moeder aller dreunen’ , zoals Ruud het later zo treffend zou zeggen. Even had ik het gevoel dat de lucht uit mijn longen werd geperst.

En toen hoorde ik Ruud voluit lachen, op de manier die we van hem kennen als hij écht gelukkig is.

De baancommandant kwam verschrikt aanlopen en er klonk gestommel op de trap; er kwamen een paar collega-schutters naar beneden om te kijken wat er aan de hand was. De glazen en kopjes op de bar boven stonden te rammelen, vertelden ze.

Intussen werd de rook door de amechtig reutelende afzuiginstallatie weggezogen, en langzaam werden de contouren van de baan weer zichtbaar. Aan het einde van de baan was het totaal versplinterde blik te zien; verder was de baan volledig schoon geblazen, er was geen stofje, geen splintertje meer te zien.

Ruud besloot dat het voor die dag wel genoeg was geweest, en borg het mini-geschut op in de eveneens gekregen hoes. Alvorens hij de hoes sloot hoorde ik hem zeggen: “Jij en ik worden héél goede vrienden!” Daarna dronken we koffie, aten een broodje, namen onder dankzegging afscheid van de gastvrije mensen van de schietvereniging en gingen op huis aan.

En goede vrienden zijn ze geworden: sindsdien zijn Ruud en zijn kanon op zaterdagen, als er met zwartkruit geschoten mag worden, onafscheidelijk, tot vreugde van de andere zwartkruit-schutters. Maar de met rookloos kruit schietende collega’s waren er minder blij mee.