De introducé

Als Veiligheidscommissaris/Baancommandant maak je regelmatig mee dat reguliere leden van onze onvolprezen Schietvereniging Willem Tell een introducé meenemen om kennis te maken met de schietsport.

Dat gebeurde ook toen ikzelf, een tijdje geleden, Veiligheidscommissaris was.

De introducé was een man van gemiddelde lengte en een slank postuur. Hij wilde klein kaliber geweer schieten, zei het introducerende lid, of dat kon. De introducé zou schieten met het geweer van het introducerende lid zelf, een .22 enkelschots precisie geweer.

Het betreffende lid, Dirk K., was een ervaren schutter en bovendien bestuurslid, die af en toe als coach optrad, dus had ik daar geen bezwaar tegen.

 

Als zijnde belast met de veiligheid op de baan hield ik de nieuwkomer in de gaten en ik zag al gauw dat hij talent had. Dirk stond erbij, maar had feitelijk niks te doen. De introducé hanteerde het .22 geweer op een manier die op ervaring duidde. Of het nu ging om de afwijking van het geweer te corrigeren, liggend, zittend of staand schieten, het ging allemaal even gemakkelijk. Ook het laden ging soepel. Geen geruk aan de grendel, geen ongecontroleerd overhalen van de trekker. Alleen het narichten, daar deed hij niet aan. Direct na elk schot liet hij het geweer zakken. Dirk wees hem erop, maar de introducé reageerde niet: na elk schot direct het geweer omlaag. Maar hij schoot goed, de wapenveiligheid liet niks te wensen over, dus Dirk liet het maar zo.

Toen mijn dienst erop zat, en de baan was opgeruimd, ging ik aan de bar zitten voor een drankje. Daar zaten ook Dirk en de introducé, en we raakten in gesprek.

De introducé stelde zich voor als Erik K. Toen ik hem complimenteerde met zijn schietresultaten als beginner haalde hij zijn schouders op.

“Het schieten hier is eigenlijk een lachertje,” merkte hij op. Ik vond dat geen leuke opmerking van een introducé die gastvrij was ontvangen.

“Waarom vind jij dat een lachertje?” vroeg ik. “Het is te makkelijk, te eenvoudig,” zei Erik. Jullie schieten op een stilstaande schijf die niet terug schiet. Waar ik gezeten heb was dat wel anders.”

“Waar heb je dan gezeten?” vroeg ik. “Afghanistan.” antwoordde Erik. “Daar leer je wat schieten is. Daar was het altijd: zij of ik, een ander keus was er niet.”

“Wat deed je in Afghanistan?” vroeg ik. “Ik was scherpschutter.” zei Erik en nam een slok van zijn drankje.

Scherpschutter? Dat verklaarde veel. Vandaar dat makkelijke omgaan met een vreemd geweer.

“Met welk wapen schoot je daar?”  vroeg ik. “Met een Duits K98 geweer, met telescoop. Speciaal voor mij ingevlogen.”

Het bleef even stil. “Dan moet je wel een goede schutter zijn geweest,” zei Dirk. “Waarom heb je dat niet meteen gezegd?”

“Als ik lid van deze schietvereniging wil worden, moet ik de geldende procedures doorlopen. Dat houdt in dat ik een aantal keren kleinkaliber moet schieten onder toezicht. Daar heb ik geen moeite mee. Als de coach maar goed is, en dat is hij,” en hij knikte  naar Dirk die naast hem zat.

“Kun je een demonstratie geven van je schietkunst?”  vroeg ik.

“Wanneer je maar wilt,” zei Erik. “Maar de baan is nu gesloten.”  Ik keek op mijn horloge, het was 21.30 uur, nog niet te laat voor een demonstratie. Ik liep naar een bestuurslid dat verderop aan de bar zat. “Wim, mogen we nog even de baan op voor een kleine demonstratie? We hebben .22 patronen en kaarten” Wim keek naar de grote klok die tegen de achtermuur van de bar hing. “Dat kan, maar je hebt geen geweer,” zei  Wim. “En de kluis is dicht.” “We gebruiken mijn geweer,” zei Dirk. “Ga dan je gang, maar maak het niet te lang,” zei Wim.

Kijk, dat is één van de leuke dingen van WT., er kan veel. Mits de veiligheid in acht wordt genomen natuurlijk.

 

Ik ontstak de baanverlichting en we liepen naar de baan. Erik keek speurend de banen af. “We nemen baan 4, daar is de beste verlichting,”  zei hij.

En toe gebeurde er iets vreemds. Erik pakte wat gereedschappen uit de gereedschapskist die tegen de achterwand stond en begon aan de ophanghaken voor de schietkaarten te sleutelen: hij verdraaide ze negentig graden. Hij vroeg Dirk een kaart en hing die aan één haak. Wat we zagen was niet de bekende kaart met de ringen, de cijfers en de zwarte roos, we zagen een kaart op z’n kant! Wat moest dat voorstellen?

Toen liep Erik naar baan 5, en hing een schietkaart aan de onderste haken. “Dirk, mag ik je geweer? Ik moet het even goed leren kennen.” Dirk gaf hem zijn geweer en een handjevol patronen. Erik richtte de loop van het geweer richting de zandhoop en laadde het. Toen ging hij liggen.

Hij glimlachte. “Ik schiet nu liggend, maar wat ik nu doe kan ik ook staand en zittend.” Toen zette hij het baantransport op vijfentwintig meter, drukte op de knop en wachtte tot de kaart gearriveerd was.

Hij trok het geweer in zijn rechterschouder, richtte zorgvuldig en haalde de trekker over. Het schot knalde. “Een tien,”  zei Erik. Wij konden het met het blote oog niet zien, maar Erik kennelijk wel. Hij laadde het geweer opnieuw, richtte en haalde de trekker over. Weer knalde het geweer. “Weer een tien,” zei Erik.

Hij verschoot tien patronen, en stond op,

Toen drukte hij op de knop van het baantransport.

Toen de kaart bij het schietpunt was aangekomen zagen we tot onze verbazing dat het middelpunt uit de roos was weggeschoten; er was alleen een rafelig gat te zien.

“Nu gaan we echt schieten,” zei Erik grijnzend, pakte het geweer op en liep naar baan 4.

Hij zette de afstand op 25 meter, drukte op de knop van het transport en de kaart op-z’n-kant ging op weg.

Erik ging liggen, pakte het geweer en laadde het. Wij konden de kaart op-z’n -  kant niet zien, maar Erik kennelijk wel.

Hij trok het geweer in zijn schouder, richtte, en haalde de trekker over. Wat er toen gebeurde klinkt ongelooflijk, maar ik was er zelf bij, ik zag het: de onderste helft van de kaart dwarrelde naar beneden! Alsof de kaart doormidden gesneden was! Erik opende het geweer, stopte een nieuwe patroon in de kamer, sloot de grendel, richtte en vuurde. Weer dwarrelde er een strook van de kaart naar de grond. “Nu de laatste,” zei Erik. Hij laadde het geweer, richtte amper en haalde de trekker over. Een dunne strook van de kaart, vlak onder de ophanghaak, zweefde naar de grond.

Erik stond op, drukte op de knop van het transport en bood het geweer ter controle aan. Dirk controleerde, vond het in orde en stopte het geweer in zijn geweerkoffer. Toen stopte het transport voor het schietpunt. We zagen een dunne strook van de kaart aan de haak hangen, dat was alles.

“Super, werkelijk super!,” zei Dirk. Ook wij waren met stomheid geslagen.

Ik veegde lege hulzen op en gooide ze in de hulzenbak. Daarna zette ik de baanverlichting af. Toen gingen we terug naar de bar.

 

“Ging het?” vroeg Wim. “Ja,” zei Erik. “Het kon slechter.” Wij dachten er het onze van.

Toen vroeg Dirk: “Heb je ook op mensen geschoten?” “Figuren die kinderen als dekking gebruiken, zijn in mijn ogen geen mensen. En daar heb ik op geschoten, ja. Volgende vraag,” zei Erik. Maar wij hadden niks meer te vragen. Zwijgend dronken we onze glazen leeg, betaalden, groetten de aanwezigen en gingen naar huis. Ja, Erik is lid van WT. geworden. Maar hij heeft nooit meer een demonstratie gegeven.