Aan de bar van de schietvereniging wordt er niet over hem gesproken, wordt zijn naam niet genoemd. Vraag je ernaar, dan draaien de mensen hun hoofd weg.
Maar laat ik met het begin beginnen. Ik werd op het spoor van Aart v.d. V. gebracht door mijn hoofdredacteur. Hij vertelde me dat er bij Schietvereniging Willem Tell in S. een duel had plaatsgevonden waarbij slachtoffers waren gevallen.
De dader, een vooraanstaand lid van die vereniging, werd direct als lid geroyeerd.
Hij was kort na het incident verhuisd naar het dorp H., vijftien kilometer verderop. Sindsdien hadden zijn voormalige collega-schutters, op een enkele na, niets meer van hem gehoord of gezien; het leek wel of hij van de aardbodem was verdwenen.
Dat gebeuren had indertijd de landelijke krantenkoppen gehaald, maar het fijne van de zaak was nooit duidelijk geworden.
Mijn hoofdredacteur gaf me opdracht op onderzoek uit te gaan en uit te zoeken wat er precies op die middag was gebeurd, het zou een mooie reportage kunnen worden.
Op een zaterdagmiddag ging ik naar de betreffende schietvereniging toe, maakte me bekend bij een aanwezig bestuurslid, nam plaats aan de bar en bestelde koffie. Toen begon ik vragen te stellen aan de mensen die ook aan de bar zaten.
Maar ze draaiden hun hoofd weg, wilden niet praten. Sommige schoven van me weg. Toen vroeg ik het bestuurslid of hij me misschien iets kon vertellen over het gebeurde.
Hij zei niets, maar gebaarde naar een tafeltje in de hoek waar drie oudere mannen zaten te praten. Ik liep er naar toe en stelde me voor. Of iemand mij kon en wilde vertellen wat er tijdens dat beruchte duel was gebeurd.
Eén van de mannen wees zwijgend op de lege bierglazen op de tafel. Ik begreep de wenk, haalde vier biertjes bij de bar en ging bij de mannen zitten.
We dronken zwijgend. Toen nam een van de mannen het woord:
“Meneer de journalist, over dat gebeuren wordt hier niet gepraat, dat is taboe. Maar vraag het de man zelf.” Ik zei dat ik niet wist waar die woonde.
De man wees subtiel op de intussen weer lege glazen en ik haalde weer vier biertjes aan de bar. De man nam een grote slok bier, pakte toen een stukje papier en een pen uit zijn zak en schreef iets op. “Dit is zijn adres. Je hebt geluk dat ik vanmiddag op de vereniging aanwezig ben. Veel succes!” En hij lachte schor.
Toen hervatte hij zijn gesprek met zijn tafelgenoten. Ik bedankte de man, maar hij schonk me geen aandacht meer. Maar ik had het adres!
De volgende dag tikte ik het adres in op mijn navigatieapparaat, startte de motor van mijn auto en ging op weg naar het dorp H.
Al snel had ik het adres gevonden. Het was een in een weiland gelegen, tot landhuis omgebouwde boerderij, ongeveer twintig meter van de doorgaande weg af.
Ik parkeerde de auto, stapte uit, liep naar de voordeur van het huis en belde aan. Ik hoorde het klikken van sloten en toen werd de deur geopend.
In de deuropening stond een goedgeklede rijzige man van midden vijftig. Hij had felle blauwe ogen en een mooie kop grijs haar. “Ja?” vroeg hij. Ik maakte me bekend en vroeg of ik een gesprek met hem kon hebben over het duel dat een jaar daarvoor had plaatsgevonden bij de schietvereniging Willem Tell te S. Hij nam me van boven tot onder op, aarzelde, deed een stap opzij en zei: “Kom binnen.”
Ik was binnen, het was me gelukt! De man ging me voor naar een grote, gezellig ingerichte woonkamer en wees op een leren bank. “Ga zitten.” Ik nam plaats op de bank en keek hem verwachtingsvol aan. En hij begon: “Ik heet Aart. En jij heet?” Ik noemde mijn naam. “Zo Cees, dus jij wilt weten wat er op die middag is gebeurd bij Willem Tell.” “Ja, dat willen ik en onze lezers graag weten. Wij vinden dat de berichtgeving destijds over het gebeuren een beetje overtrokken was.” Aart glimlachte. “Dat kun je wel zeggen. Ik werd in een hoek getrapt, geroyeerd als lid. Maar ik heb een andere schietvereniging gevonden en kon naadloos overstappen. Die deden niet moeilijk, die snapten het. Koffie of iets anders?” “Koffie graag.” Aart liep naar de open keuken en zette koffie. Wat me opviel was een vage geur die in het huis hing. Een geur die ik eerder had geroken maar op dat moment niet thuis kon brengen. Aart kwam uit de keuken en zette twee koppen koffie op de, zo gezien, handgemaakte eikenhouten tafel.
Hij had ook een suikerpot en een kannetje melk meegenomen. We dronken zwijgend. Was dit de man die in een duel tegenstanders had neergeschoten?
Ik kon het me niet voorstellen. Niets in zijn houding of uiterlijk wees op agressie
of gestoord gedrag. Integendeel, er ging rust en kalmte van hem uit. En de inrichting van zijn woonkamer en de keuken: keurig opgeruimd en schoon.
Aart dronk zijn koffie op, zette zijn kopje neer, en begon.
“Het was een geplande wedstrijd tegen een vereniging uit een andere plaats.
Wij waren al vroeg bij Willem Tell om de nodige voorbereidingen te treffen. Net toen we klaar waren kwamen die anderen binnen. Nou was het bij Willem Tell de gewoonte dat je kennismaakt met je tegenstanders. Je drinkt samen koffie, je praat met elkaar. Maar deze figuren, ja, ik noem ze figuren, deden dat niet. Ze gingen bij elkaar staan smoezen, hielden zich afzijdig van ons.”Aart zuchtte en keek uit het raam. Kennelijk was hij in gedachten weer terug bij dat dramatische gebeuren.
Hij vervolgde: “Ze gingen al na een paar minuten naar de schietbaan en stelden zich op. En geloof me, er ging een soort dreiging van ze uit. Als ik nog denk aan die figuren, met die domme grijnslach op hun facie!” Aart zweeg weer, diep in gedachten. Ik besloot even op een ander onderwerp over te gaan. Ongetwijfeld zou ik de rest van het verhaal nog te horen krijgen.“ Dus je bent lid van een andere schietvereniging geworden.” “Ja, ik schiet nog wekelijks mijn rondjes. En ik train elke dag. En elke dag werk ik aan mijn conditie” “Elke dag? Waar dan, kun je elke dag op je club terecht?” Aart lachte. “Nee, ik train hier, in mijn kelder, kom maar mee.” Hij stond op en ging me voor naar een deur in de gang en opende die. Achter de deur lag een trap en we liepen naar beneden.
Daar aangekomen knipte Aart het licht aan en ik zag tot mijn verbazing een grote ruimte met een heuse schietbaan, compleet met baantransport! “Dit was vroeger de aardappelkelder, ik heb hem verbouwd. Wat vind je ervan?” “Indrukwekkend,” was alles wat ik uit kon brengen. “Deze schietkelder is door de bevoegde instanties goedgekeurd, ik mag hier schieten wanneer ik wil. Uiteraard alleen ikzelf, anderen komen hier niet binnen. Maar voor jou maak ik een uitzondering.” Ik prees me gelukkig, dit zou een mooi verhaal worden!
Aart ging me voor naar een uitgebouwde, met hout betimmerde kleine ruimte in de kelder. “En hier hou ik mijn conditie op peil.” Hij pakte van een tafeltje een met zand gevulde plastic literfles en twee veiligheidshelmen. “Zet die helm op. En let nu op, zo doe ik dat.” Aart zette ook een helm op en strekte zijn rechterarm. Met zijn andere hand pakte hij de fles en legde die op de ontspannen biceps van zijn rechterarm. Toen, in een flits, vloog zijn rechter onderarm omhoog. Ik zag zijn spieren opbollen; de fles werd gelanceerd en sloeg met een klap tegen het plafond. Toen viel de fles op de grond.
“Ook eens proberen?” vroeg hij met een sardonische glimlach op zijn gezicht.
Ik bedankte, het zou me al moeite kosten die fles met twee handen tegen het plafond te gooien. We zetten de helmen weer af.
“Ik train mijn armspieren vier keer per dag. Maar dat is nog niet alles. Hoe lang kun jij je adem inhouden?” Mijn adem inhouden, wist ik veel! “Nou, ik denk een minuut of zo.” Aart lachte weer.
Je adem kunnen inhouden is cruciaal bij het schieten. Zelf kan ik mijn adem tien minuten inhouden, zonder problemen. Toen ik nog jong was haalde ik de vijftien minuten.” Tien minuten je adem inhouden, dat was toch niet mogelijk!
“Je weet misschien dat de hartslag van een mens de spierfunctie beïnvloed?” Daar had ik wel eens van gehoord, ja. Aart vervolgde: “Om echt goed te kunnen richten en schieten is het van het grootste belang dat je spieren en je ademhaling niet beïnvloed worden door je hartslag. De echt goede schutters kunnen hun hart stilzetten; ik kan dat ook.” Je hart stilzetten? Waar had hij het over?
Aart grijnsde. “Je gelooft me niet, maar ik kan mijn hart vijf minuten stilzetten.”
Toen liep hij naar een kluis tegen een van de wanden van de kelder. Hij opende die en haalde er een grote revolver uit en een doos patronen.
“Ik zal je laten zien wat een goed wapen is, en wat schieten is.” Hij pakte gehoorbeschermers en gaf mij er een. “Zet dat op en let op.” Hij opende de doos patronen en nam er een patroon uit. Toen pakte hij de revolver, klapte de cilinder open en schoof de patroon in een kamer. Hij hield de revolver horizontaal, gaf de cilinder een zet, die begon te roteren en stopte even later. Aart klapte de cilinder weer dicht, spande de haan, hief de revolver op, hield die tegen zijn rechterslaap. Ik keek verbijsterd toe. Toen haalde hij de trekker over. Er klonk een droge tik. Aart liet de revolver zakken. “Dit is een Duitse Taurus .38., volgens mij de beste revolver die ooit is gemaakt. De cilinder draait op kogellagers. Deze Taurus is zo goed uitgebalanceerd dat de cilinder stopt als de patroon in de onderste stand staat. Als ik de trekker overhaal slaat de haan dus altijd op een lege kamer. Maar ik doe dit alleen met de Taurus, revolvers van een ander fabricaat zijn niet te vertrouwen, en zeker de Amerikaanse niet.”
Hij liep naar de eigenlijke schietbaan en nam de doos patronen mee. Bij het schietpunt aangekomen laadde hij de Taurus met vijf patronen. Hij hief de revolver op, richtte een fractie van een seconde op de vijfentwintig meter verder zichtbare doelschijf, en haalde toen de trekker vijf keer snel achter elkaar over. De Taurus brulde en schokte. Aart legde de revolver weg en drukte op een knop op het schietpunt. De doelschijf kwam naar voren. Bij het schietpunt aangekomen stopte hij. Ik keek: alle vijf kogels hadden de roos, met een diameter van vijf centimeter, geraakt.
“Dit is schieten!” zei Aart. “Er zijn maar weinigen die me dat nadoen!” Het was inderdaad een demonstratie van superieur schieten, van een perfect wapen, van een perfecte oog-hand coördinatie. “Aart, dit was geweldig, en dat meen ik uit de grond van mijn hart!” zei ik.
Hij lachte, liep naar de kluis en borg de Taurus en de doos patronen op. “Laten we weer naar boven gaan.” We liepen weer terug naar de kamer en gingen weer zitten.
“Nog koffie of wat sterkers?” “Voor mij nog een koffie graag.” Aart liep naar de keuken en kwam terug met een kop koffie en een glas cola.
“Normaal drink ik niet overdag, en zeker geen cola. Maar nu die herinneringen weer boven komen……!” Hij nam een slok uit zijn glas en zweeg weer, diep in gedachten.
“Waar was ik gebleven?” “ Op de schietbaan bij Willem Tell, met die rare tegenstanders.” “Ja, ik weet het weer. Toen ik op de schietbaan kwam, op mijn schietpunt ging staan en naar die domme grijnzende koppen keek, knapte er wat in me, ik kreeg een waas voor mijn ogen. En toen de wedstrijdleider “Vuren!” riep pakte ik mijn Taurus, richtte en schoot. De vijf schoten klonken als één schot. Ik schoot mijn revolver leeg op die afzichtelijke tronies. Nog zie ik die walgelijke koppen versplinteren onder het geweld van de inslagen, zie ik ze omver tuimelen en vallen. En ik voelde een woeste vreugde! De rest zal je wel bekend zijn. Ik werd geroyeerd, raakte mijn zogenaamde vrienden kwijt, en werd min of meer gedwongen te verhuizen.” Ik zweeg, diep onder de indruk. Zo was het dus gegaan!
Hij stond op, en ik voelde dat de tijd om was. We liepen naar de voordeur en ik bedankte hem voor het gesprek en de koffie.
Toen zei hij: “Ik wil je nog een laatste waarschuwing meegeven. Als je nog eens lid van een schietvereniging wordt en je gaat met wedstrijden meedoen, ga dan nooit, nooit in duel met Bowling Pins!” Toen sloot hij de deur. Ik liep naar mijn auto, diep in gedachten. Dit zou een mooi artikel worden; mijn chef zou trots op me zijn!