Op de eigenlijke schietbaan van Schietvereniging Willem Tell de B. zijn de bordjes duidelijk te zien:
Verboden te roken
En ieder lid houdt zich daaraan. Maar op een zaterdagmiddag ging het mis.
Op zaterdagmiddagen kan er bij W.T. ook met zwartkruit geschoten worden; er zijn vier leden die daar enthousiast gebruik van maken.
Op die bewuste zaterdagmiddag kregen we op de baan bezoek van een magere man van midden vijftig.
Omdat er wel eens meer onbekende mensen op de baan aanwezig waren besteedden we er geen aandacht aan; misschien was het een bezoeker die geïnteresseerd was in de schietsport en zich wilde oriënteren.
Wij, de zwartkruitschutters, vonden het daarom vreemd dat we, toen we uitgeschoten waren, gevraagd werden om naar de bestuurskamer te komen.
Daar zat de meneer op ons te wachten, samen met de secretaris van onze vereniging. De laatste keek somber.
De meneer nam het woord.
“Mag ik me even voorstellen, mijn naam is Sikkeneur. Ik ben hier uit hoofde van mijn functie als Rijksgedelegeerde van het Ministerie van Milieu. Ik heb geconstateerd dat er op de banen gerookt werd.”
“Gerookt? Wij? Op de baan? Onzin!” zei Ralph S. een fervent zwartkruitschutter die met een antiek Vetterli geweer schoot, met verheffing van stem.
“U schiet met zwartkruit?” vroeg meneer Sikkeneur aan Ralph. Nou moet je bij Ralph niet met ‘U’ aankomen, dat past niet in de cultuur van onze vereniging. Of je nou arts bent, of ingenieur, het maakt niet uit; bij onze vereniging is het ‘jij’ en ‘jou.’ Als je met ‘U’ begint plaats je jezelf buiten onze schietgemeenschap. En dat had Sikkeneur gedaan; een ‘vreemde’ was onze vereniging binnengedrongen. ”Ja, ik schiet met zwartkruit, en mijn collega’s hier ook. Heb je er iets op tegen?” vroeg Ralph sarcastisch.
Meneer Sikkeneur liet een paar magere vingers knakken. “Het is mijn taak om toe te zien op naleving van wetten en voorschriften bij schietverenigingen. En zoals ik net al opmerkte, er wordt op deze schietbanen gerookt. Dat is verboden, zoals u weet.”
Mark K., ook een enthousiast zwartkruitschutter, lachte. “Heb jij gezien dat er gerookt wordt op de baan? Wat dan wel, shag, sigaren of kant-en-klare sigaretten?”
Mark kon behoorlijk sarcastisch zijn als hij wilde.
“Nee, geen sigaretten, sigaren of shag.” zei meneer Sikkeneur onverstoorbaar. “Het betreft de rook die uit jullie wapens komt. Rook, duidelijk zichtbaar en ook te ruiken. Dus verboden. Ik snap niet dat het bestuur van deze vereniging dat toestaat. Kort en goed, dat produceren van rook moet afgelopen zijn, anders zal ik van mijn bevoegdheid gebruik maken door de licentie van deze vereniging in te trekken.”
Cees. N., de oudste van het gezelschap, trok een pakje shag uit zijn zak en begon demonstratief een shaggy te draaien. Hij keek meneer Sikkeneur uitdagend aan.
Het bleef even stil. Toen vroeg Klaas M., die niet alleen zwartkruit-schutter is, maar ook bestuurslid, op een vriendelijke toon: “Waarom mag er eigenlijk niet gerookt worden op schietbanen?”
Meneer Sikkeneur liet een krakend lachje horen. “Wat een vraag! U weet toch hoe schadelijk rook is voor de gezondheid. De kranten staan er vol van!”
“Tabaksrook ja,” zei Klaas. “Maar de rook die wij maken bevat geen nicotine en geen teer. De rook die wij maken komt van milieuvriendelijke stoffen, zwavel, houtskool en salpeter. Dat behoort u te weten.” Als Klaas op de U toer overgaat, moet je oppassen.
Meneer Sikkeneur keek geërgerd. “Zwavel milieuvriendelijk? Salpeter milieuvriendelijk? Hoe komt u erbij!”
Klaas glimlachte. “Zwavel wordt onder andere gebruikt om vlees te conserveren zodat dat vlees er mooi bijligt in de schappen van de supermarkt. En op donkere, vochtige plekken in oude gebouwen kunt u salpeter aantreffen. En wat is er verkeerd aan houtskool? Loopt u weg als uw vrienden een houtskoolvuurtje stoken voor de barbecue? Zijn er wetten die het gebruik van voornoemde stoffen verbieden?”
Meneer Sikkeneur kromp in elkaar. Wij grijnsden. Met Klaas in debat gaan was hetzelfde als vechten tegen de bierkaai, je verloor het geheid. Wij wisten dat, meneer Sikkeneur kwam er langzaam maar zeker achter.
“En toch….” begon hij weer. “Niks en toch.” zei Klaas, die een beetje nijdig werd. “U heeft geen poot om op te staan. En als u toch meent deze vereniging te moeten sluiten doen we u en uw Ministerie een proces aan. Dat gaat u verliezen, en dat weet u. Ik zie de krantenkoppen al: Ambtenaar Ministerie van Milieu blundert, Ministerie in verlegenheid! Kom mannen, we gaan weer lekker roken met zwartkruit. En u, meneer Sikkepit of Sikkeneur, doe de buitendeur van dit gebouw voorzichtig dicht als u weggaat. Fijne dag nog!” En hij stond op. Wij volgden Klaas naar buiten.
Van de secretaris hoorden we dat Meneer Sikkeneur zonder nog een woord te zeggen was weggegaan.
Een aangeboden kop koffie had hij geweigerd.