Ik ontmoette hem op een feestje bij vrienden. Het was een kleine kale man van middelbare leeftijd die opviel door zijn harde stemgeluid. Ongevraagd bemoeide hij zich met gesprekken van anderen, had overal een mening over en ventileerde die mening ongevraagd. Ik had hem nooit eerder bij onze vrienden gezien en vond hem een onprettig mens.
Op een gegeven moment stonden we met een paar mannen aan de bar moppen te vertellen toen hij zich bij ons voegde. Het gesprek kwam op hobby’s.
Ongevraagd begon hij over zijn hobby uit te wijden: Jeu De Boules. Volgens hem was het de enige hobby die de moeite waard was. Uitvoerig wijdde hij uit over de spelregels, over de vele prijzen die hij had gewonnen, over de glazen vitrine waarin hij die prijzen had opgeborgen, over de lichtspotjes. En dat met een hard, keffend stemgeluid.
We werden er een beetje niet goed van: in feite creëerde de man een aversie tegen het spel Jeu De Boules,
Toen vroeg hij aan mij of ik soms (soms!) ook een hobby had? Ja, die heb ik.
Welke, wilde hij eten. Toen opende ik de inleidende beschietingen.
Schieten, dat is mijn grote hobby. Schieten met zwart kruit en loden kogels. Rook, vuur en harde knallen. Ik zei het met een brede glimlach.
De man keek me verbaasd aan. Of ik dat werkelijk een hobby vond? Het milieu verzieken met kruitdamp? De omgeving teisteren met lawaai?
Ja, zei ik grijnzend, dat is mijn hobby. En die beoefende ik minimaal één keer in de week. En ik genoot er intens van.
Toen kwam de man op dreef. Die zogenaamde hobby moesten ze verbieden! Terwijl de wereld zuchtte onder de klimaatverandering, werkte ik aan diezelfde klimaatverandering mee door de lucht te vervuilen met smerige dampen! Verpestte ik de aarde door er lood in te schieten. Eigenlijk moest ik me schamen om als volwassen man een dergelijke hobby ( hij spuwde het woord ‘hobby’ uit) te beoefenen.
Al pratend kwam de man steeds dichter bij me staan. Dat was niet zo erg, maar hij praatte (oreerde) ook nog met consumptie. Ik deed een stap achteruit om de sproeiregen te ontwijken, maar hij deed direct weer een stap naar voren.
Toen begon het me te vervelen, en ik besloot hem verbaal af te maken. Ik was dat belerende toontje zat, ik was dat keffende sproeiende mannetje helemaal zat.
“Dus Jeu De Boules is jouw grote hobby?” “Ja, de mooiste hobby die er is, en ik ben er heel goed in.”
“Als ik het goed heb begrepen gooien jullie met stalen ballen naar andere ballen?”
“Nou, niet direct gooien. Je gooit de stalen bal met een boog weg, en als je goed gooit rolt die bal als hij de grond raakt, naar de andere ballen en raakt die. Heb je niet goed geluisterd?”
“Dus die stalen bal rolt over de grond naar de andere ballen?” “Dat heb ik toch gezegd? Ja, de bal rolt naar de andere ballen.”
Jullie gebruiken het liefst een baan met kortgeknipt gras?”
“Ja, dan rolt de bal het best. Op beton of gravel weet je het nooit, dan kan de bal afwijken. Op gras niet. Mits je goed gooit natuurlijk, en dat doe ik, al zeg ik het zelf!”
Dat zelf genoegzame toontje! Dat overtuigd zijn van de eigen superioriteit!
Toen zette ik de artilleriebarrage in.
“Je pakt de stalen bal op en gooit die op de grasbaan, richting andere ballen. Vervolgens rolt die bal naar de andere ballen?” “Heb je niet geluisterd?”
“Komt het wel eens bij je op dat die stalen bal bij het neerkomen een mieren kolonie kan verpletteren? En op weg naar de andere ballen een spoor van dood en verderf trekt? Mieren, torren, spinnen, alles wordt verpletterd onder die stalen bal! Het is pure dierenmoord, die zogenaamde hobby van jou!”
De man week terug, zijn ogen werden glazig. Een straaltje speeksel liep uit zijn mond naar zijn kin.
De man: “Ja, maar dat kan ik….” Ik: “Van de schietsport valt een hoop te zeggen, maar niet dat wij dieren vermoorden. De kogelvangers op onze inpandige schietbanen worden vóór het schieten gecontroleerd op de aanwezigheid van levend gedierte.”
Dat was niet waar, maar dat hoefde het mannetje niet te weten.
De andere mannen aan de bar hadden de conversatie met belangstelling gevolgd. “Dieren doodgooien,” klonk het. “Rollende dood,” was te horen. “Moesten ze verbieden,” Allemaal olie op het vuur.
De man keek om zich heen en ontmoette vijandige blikken. Hij kuchte, draaide zich om en liep weg. We zagen hem afscheid nemen van onze vrienden en vertrekken.
Wij, de achtergeblevenen, pakten nog een biertje. Het smaakte uitstekend!